zaterdag 29 mei 2010

Thailand Open 2010

Ondanks roodhemden, aswolken en negatieve reisadviezen vond de afgelopen weken in de Thaise badplaats Jomtien het internationale damtoernooi Thailand Open 2010 plaats. Ik heb optimaal genoten, dat zeker, maar ijzer met handen breken was voor mij bepaald niet weggelegd. Ik heb in de speelzaal van het stemmige Jomtien Garden Hotel minstens een handvol punten over de balk gesmeten en nu en dan als een kleine jongen zitten blunderen. Een bescheiden plaatsje ergens in de middenmoot werd mijn deel, wat overigens nog een geldprijsje van twintig euro opleverde (ofwel in Thaise valuta - klinkt aanzienlijk indrukwekkender! - achthonderd bath, goed voor zes uitstekende maaltijden of vijftien lokale biertjes).


Mijn finest hour beleefde ik toen ik internationaal grootmeester Ron Heusdens, een van de sterkste dammers ter wereld, een vraagstuk liet zien dat ik jaren geleden eens heb gemaakt: wit speelt en wint door middel van een rechtstreekse combinatie. Heusdens (zie de foto hierboven) heeft drie kwartier op de stelling zitten broeden (uiteraard 'van het bord', met andere woorden zonder de schijven aan te raken) en haakte toen af: hij kon de winst niet ontdekken.







Druk op 'auto' en de oplossing ontrolt zich als een film. Natuurlijk kan de liefhebber ook het bord erbij pakken en met echte schijven de oplossing tot zich nemen. De oplossing vergt 23 witte en zwarte zetten. Als de kruitdampen zijn opgetrokken, staat er welgeteld nog één witte dam op het bord. De oplossing luidt (zwarte zetten tussen haakjes): 47-42 (36x47) 24-19 (13x24) 29x9 (3x14) 38-32 (47x35) 34-29 (23x43) 45-40 (35x28) 32x3 (31x42) 3x15 (26-31) 15-42 (31-36) 42-37 (5-10) 37x5 (36-41) 5x46 en alle zwarte stukken zijn van het bord verdwenen.

Alle deelnemers kort na de prijsuitreiking (klik op foto voor een duidelijke weergave)

CODEBASE = "http://www.damweb.nl/"
CODE = "webdam.Viewer.class"
NAME = "webdam"
ARCHIVE ="webdam/Viewer.jar"
WIDTH = 360
HEIGHT = 240
HSPACE = 0
VSPACE = 0
ALIGN = middle>



vrijdag 7 mei 2010

Even weg

Het wordt op deze plek een aantal dagen stil, waarde lezer. Krekwekdogt vertrekt met echtgenote naar exotische streken om daar onder meer deel te nemen aan een internationaal damtoernooi. Althans, als de roodhemden zich in en rond Bangkok koest houden en de IJslandse aswolken geen roet in het eten gooien. Kinderen, familie, buren en andere vrijwilligers passen op konijnen, huis, have & goed.
Uiteraard nemen we de pen bij thuiskomst meteen weer in alle blijmoedigheid op!

zondag 2 mei 2010

Hendrik Wiegersma, recalcitrante dorpsdokter in de Peel

Af en toe opruimen brengt soms verloren gewaande pareltjes naar boven. Zo heb ik gisteren een column teruggevonden van Kees Fens in de Volkskrant, voor mij de mooiste die hij ooit heeft geschreven. Onderwerp: Fens' herinneringen aan Deurne en aan de Wiegersma's.

Mijn moeder verhaalde menigmaal vol bewondering over Hendrik Wiegersma (1891-1969), kunstenaar en dorpsdokter in Deurne, die volgens de overlevering tal van wonderbaarlijke genezingen op zijn naam heeft staan en voortdurend met de autoriteiten - de pastoor en het ziekenfonds voorop - overhoop heeft gelegen. Kenmerkend is een filmpje, vermoedelijk ergens eind jaren dertig of begin jaren veertig opgenomen, waarin we de tegendraadse Wiegersma, meestal kortweg 'de Wieger' genoemd, als enige zonder hoed tussen een aantal hoogwaardigheidsbekleders de kerk zien binnengaan. Kenmerkend is ook dat pas na de hoogwaardigheidsbekleders de gewone Deurnese boeren en arbeiders (te herkennen aan de petten) naar binnen mochten. Wiegersma heeft dit beslist afkeurenswaardig gevonden.



Zoals onder andere uit de romans van Toon Kortooms naar voren komt, was Wiegersma behalve recalcitrant tevens een meer dan voortreffelijk dokter. Met glinsterende ogen vertelde mijn moeder hoe hij arme tobbers - ze kwamen uit alle windstreken - gratis genas en dit compenseerde door gezagsdragers en arrogante boeren een poot uit te draaien. Of hoe mensen al voor de helft genezen waren als hij hen met zijn imposante gestalte alleen maar op de schouders had geklopt en gezegd had dat het allemaal wel goed zou komen.
Uit andere bronnen weet ik dat Wiegersma niet te beroerd was om een placebo voor te schrijven. Wat dat betreft was hij een bekwaam navolger van de lijfarts van Napoleon III, die de vorst voor vrijwel al zijn hypochondrische kwaaltjes een en hetzelfde recept voorschreef:

R/Aq. fontis 100, illa repetita 40, eadem stillata 2, Hydrogenii protoxyd 0,030 et nil aliud 1,25

Ook bij Wiegersma kreeg de zieke soms een flesje met dit medicijn in de handen gedrukt, vergezeld van de dringende boodschap dat hij of zij beslist maar tien druppels van dit kostbare vocht per dag tot zich mocht nemen. Meer of minder kon bijzonder kwalijke, zelfs levensbedreigende gevolgen hebben. De zieke was op dat moment heilig overtuigd van de enorme geneeskracht van dit medicijn en dat feit alleen al was vaak voldoende voor een voorspoedige genezing, hoewel een vertaling van het recept van Napoleons lijfarts geen rigoureuze werking doet vermoeden:

bronwater 100, dit nog eens 40, hetzelfde druppelsgewijs 2, water 0,030 en niets anders 1,25

Wat mijn moeder meer in hem bewonderde, de genezingen of zijn recalcitrantie, is me nooit duidelijk geworden, maar ik gok op zijn anarchistische houding jegens werkelijk en vermeend gezag. Zij was namelijk met precies hetzelfde sop overgoten. Haar eerste aanvaring met het (in dit geval kerkelijk) gezag vond plaats toen zij in Helvoirt als vierjarig meisje vanwege verregaande zedeloosheid door de nonnen van school naar huis werd gestuurd: haar rok viel net niet helemaal over haar knieën. Het is tussen haar en de clerus nooit meer wat geworden.

Pareltje
De column van Kees Fens, 'De geest van de oude Peel' getiteld, is zoals gezegd een pareltje. Fens was een begenadigd schrijver, maar in dit stukje heeft hij zichzelf overtroffen, of ben ik bevooroordeeld omdat het onderwerp van zijn column me zo aanspreekt? Enkele citaten:

"Hoog te paard reed hij door het dorp, in het zwart, rijlaarzen aan, een astrakan mutsje op het hoofd. Als een vorst keek hij voor zich uit. Hij heerste over leven en dood. Hij was dokter. Als hij bij het heel kleine ziekenhuisje van zijn dorp, Deurne in de Peel, aankwam, steeg hij af, bond zijn paard aan een boom in de voortuin en schreed het klooster - bejaardenhuis - ziekenhuis binnen. In een zaaltje van dat ziekenhuis lag ik, met een gebroken sleutelbeen. Het is 1945, de oorlog was net voorbij en gewezen SS-ers werden gedwongen landmijnen op te ruimen. Ontploffingen waren de hele dag te horen.
Hij kwam binnen, gevolgd door een non. Hij had een schitterende kop, donkere ogen, in mijn herinnering, een baardje en een kleine geleerde bril op. Rusland vulde even het zaaltje.
(...) Hij moet van zware geleerde en ook zware artistieke gesprekken hebben gehouden. Hij omringde zich trouwens met kunstenaars. Zadkine kwam helemaal uit Parijs naar dat afgelegen dorp. Hijzelf schilderde even krachtig als zijn persoonlijkheid was.
(...) In 1945, in de kracht van zijn jaren, was hij al een mythe. Hij reed zelfs koninklijk op een motorfiets. In de oorlog zag ik hem rijden op een landweg, een groot roggebrood achterop. Dat moet een zieke boer hem hebben gegeven. Voor ik Deurne weer verliet, ben ik naar zijn huis gaan kijken. Het was omringd door hoge bomen; daardoor heen werden de omtrekken van een renaissancehuis zichtbaar. Hij moet zich daar graag hebben teruggetrokken. In de paar ontmoetingen heeft hij mij met diep ontzag vervuld, met een lichte angst ook."

Het huis waarover Fens schrijft is befaamd. Niet zozeer omdat er nu het museum De Wieger in gevestigd is, maar vooral omdat Wiegersma's zoon Friso, levenspartner van Wim Sonneveld, het onvergetelijk heeft gemaakt. Hij schreef op basis van het lied La Montagne van de Franse zanger Jean Ferrat (enkele maanden geleden op 79-jarige leeftijd overleden) een evergreen en gaf het de titel Het Dorp mee. In het lied spelen Deurne, het huis, zijn vader en in het bijzonder heimwee naar wat ooit was en nooit meer terug zal komen een hoofdrol. Het is Sonnevelds kroonjuweel geworden. Luister hier.

Het laatste woord is aan Fens:

"Dat oude Deurne, met veel arme huizen, een reusachtige kerk, een over het hele dorp hangende geur - brandgeur en mestgeur samen - van de Peel, boerderijen op schrale grond. Het dorp gehoorzaamde in alles aan het werk van Antoon Coolen. Ik heb van dat oude dorp en de eindeloze gronden erom heen veel gehouden, van het geluid van karrenwielen op keien, van de poffers waarmee vrouwen op zondag naar de kerk gingen, van de stilte rond het stationnetje, van de eindeloze rails die van Helmond naar Venlo liepen, door een verlaten landschap. En van mijn tante die zich in een klooster daar steeds dieper in heiligheid inspon.
(...) Mijn Deurne bestaat niet meer. Ik ben er nog eens teruggeweest. Ik leek in een lege droom te lopen. Hoor ik Sonneveld weer, dan ben ik in mijn werkelijkheid terug. En dat is ook die van de arts en schilder Hendrik Wiegersma. De zoon heeft ook de vader voor mij onsterfelijk gemaakt."

Bronnen

• H.A. Bosman-Jelgersma, Poeders, Pillen en Patiënten. Apothekers en hun zorg voor de gezondheid door de eeuwen heen, Amsterdam 1983
• Antoon Coolen, Dorp aan de rivier, 1934 (over Wiegersma’s vader, dorpsdokter in Lith en nauwelijks minder vermaard dan zijn zoon)
• Kees Fens, In het voorbijgaan. De geest van de oude Peel, in: de Volkskrant, 15 juni 2006
• Toon Kortooms, Help! De dokter verzuipt, 1968
• Toon Kortooms, Laat de dokter maar schuiven, 1975
• Toon Kortooms, Laat de dokter maar opkrassen, 1980
www.dewieger.nl
www.museumdedorpsdokter.nl
www.tijkools.nl/wieger

zaterdag 1 mei 2010

Dat was dan weer Koninginnedag

De vrije dag laat ik mij lekker aanleunen, maar voor het overige is Koninginnedag aan mij niet besteed. Laat ik het maar meteen op tafel gooien: dat komt omdat ik helemaal niks heb met koningshuizen in het algemeen en de Oranjes in het bijzonder.

Dit minderheidsstandpunt – slechts 16 procent van de Nederlanders prefereert een republiek - baseer ik op twee argumenten.
Het eerste is dat wij niets te kiezen hebben. Wij moeten het ons allemaal maar laten welgevallen. Een falende president kan door de samenleving nog naar huis worden gestuurd, maar met een koning of koningin met ernstige tekortkomingen zitten we tot in lengte van dagen opgescheept. Dat staat, hoe we het ook wenden of keren, volstrekt op gespannen voet met de fundamenten van een ordentelijke democratie. Het tweede argument ligt beklijfd in de geschiedenis van ons koningshuis. Er zijn de laatste jaren enkele wetenschappelijke (maar zeer leesbare) mono- en biografieën geschreven over de Oranjes. En die geven bepaald te denken. Aan koningen en koninginnen met ernstige tekortkomingen geen gebrek.

I, II en III
Dorine Hermans en Daniela Hooghiemstra hebben op basis van ooggetuigenverslagen, memoires en een oneindige hoeveelheid archiefmateriaal een beeld geschetst van de koningen Willem I, II en III. Hun bevindingen zijn onthutsend. Zo onthutsend dat de hele koninklijke familie na publicatie van het boek ‘Voor de troon wordt men niet ongestraft geboren’ danig van streek is geweest. Hermans en Hooghiemstra hebben de vuile was dan ook uitbundig buiten gehangen. En terecht: de was wàs nu eenmaal buitengewoon vuil en de waarheid moest maar eens worden opgeschreven.

‘Come back kid’ Willem I zat van 1815 tot 1840 op de troon. Hij werd, nadat de vazallen van Napoleon waren verdwenen, op het strand van Scheveningen met het nodige vlagvertoon het land binnengehaald en wat later gekroond tot vorst, hoewel hij er zelf eigenlijk helemaal geen zin in had. Willem zat angstvallig op zijn centen en was vast van plan munt te slaan uit het koningschap. In zijn echtgenote Wilhelmina van Pruisen had hij in dit opzicht een gelijkgestemde ziel getroffen. Na zijn vijfentwintigjarig koningschap bleek hij al met al een godsvermogen bij elkaar te hebben gegraaid ten koste van de samenleving, die berooid achterbleef.

Willem II nam in 1840 het roer over tot zijn overlijden in 1849. Hij vertoefde graag in zijn paleis in Tilburg en was goed bevriend met pastoor (later bisschop) Johannes Zwijsen. Het wekt dan ook geen verbazing dat hij in onze stad danig zijn sporen heeft nagelaten. Zo zijn hier onder meer een voetbalclub, een stadion, een middelbare school en een straat naar hem vernoemd - de sigaren daarentegen ontlenen hun naam aan stadhouder Willem II (1626-1650), over wie we het ook nog maar eens een keer moeten hebben. Willem II was gehuwd met de Russische Anna Paulowna, nadat hij tot zijn afgrijzen radicaal was afgewezen door de Britse prinses Charlotte, die hem ‘extreem onaantrekkelijk’ vond, vooral vanwege zijn ‘spinnenpoten’. Van Willem II was bekend dat hij regelmatig toegaf aan ‘onnatuurlijke lusten’, ofwel aan zijn voorkeur voor het mannelijk geslacht. Het maakte hem chantabel en er is jarenlang heel wat voor nodig geweest om zijn driften en de kwalijke gevolgen ervan onder het tapijt te vegen. Zijn homofiele geaardheid weerhield hem er niet van bij zijn echtgenote, grootvorstin Anna, vier kinderen te verwekken, onder wie Willem III, wiens troonsbestijging door iedereen met grote vreze tegemoet werd gezien.

En daar was hij dan, Willem III (1849-1890). We kunnen om de hete brij heendraaien, maar dat doen we niet. Willem III was half krankzinnig. Woede-uitbarstingen, waanzinnige hersenschimmen en onberekenbaar gedrag waren kenmerkend voor zijn meer dan veertigjarige koningschap. Hij gaf ooit het bevel om het Binnenhof te belegeren en vervolgens alle ministers te executeren. Het kwam er niet van. En wat te denken van de notitie van oorlogsminister Weitzel waarin hij optekende 'hoe de koning op een balkon in Montreux zijn kamerjas opengooide om zijn geslachtsdelen te tonen aan passagiers van langsvarende boten’ (p. 250)? Er zijn waarachtig heel wat mensen om minder in de petoet gesmeten.

Wilhelmina
Nadat koningin-moeder Emma acht jaar voor haar de honneurs had waargenomen, besteeg de achttienjarige Wilhelmina in 1898 de troon, die zij pas vijftig jaar later af zou staan aan haar dochter Juliana. Uit het prachtige tweedelige werk van Fasseur komt het beeld naar voren van een stoere en standvastige vrouw die graag voor vol wilde worden aangezien in een mannenwereld en die daarin ook slaagde. Dat deed zij in haar eentje, want van haar echtgenoot, de notoire schuinsmarcheerder prins Hendrik, had zij helemaal niks te verwachten. Met name haar rol en houding tijdens de Tweede Wereldoorlog verdienen alle lof: zij was, zo wil het verhaal, in het oorlogskabinet in Londen de enige vent met kloten.
Maar ook Wilhelmina had zo haar deviante, soms zelfs ronduit feodale denkbeelden. Een democraat in hart en nieren was zij bijvoorbeeld beslist niet. Zo speelde zij, gesteund door schoonzoon Bernhard, tijdens de Tweede Wereldoorlog serieus met het plan om na de oorlog het parlement op te heffen en er een absolute monarchie voor in de plaats te stellen.

Juliana

De lezer van Fasseurs ‘Juliana & Bernhard’ wordt geconfronteerd met een slecht huwelijk tussen twee mensen die in tal van opzichten mijlenver van elkaar stonden. Op het gedrag van Bernhard viel heel wat af te dingen, maar de crisis binnen het koningshuis in de jaren vijftig was toch vooral te wijten aan Juliana. De beminnelijke Juliana was er heilig van overtuigd dat haar man Bernhard maar één doel voor ogen had: haar zo lang te treiteren dat zij er letterlijk en figuurlijk gek van zou worden en op basis van een ‘krankzinnigverklaring’ afstand van de troon zou moeten doen. Juliana was makkelijk beïnvloedbaar en omringde zich met verkeerde, soms zelfs kwaadwillende mensen. Zij hield er, gestimuleerd door Greet Hofmans, allerlei pacifistische, esoterisch-religieuze denkbeelden op na en geloofde heilig in de buitenissige ‘doorgevingen’ die Hofmans vanuit hogere sferen ontving en die in voorkomende gevallen ook betrekking hadden op het ‘sociale en staatkundige terrein’. Bernhard gruwde van deze praktijken en werd daarin volmondig gesteund door de Commissie-Beel. Juliana moest bakzeil halen en alle banden verbreken met Hofmans en andere querulanten in haar omgeving. Met haar huwelijk met Bernhard, dat toch al niet erg feestelijk was, is het daarna nooit meer goedgekomen, ook al slaagden zij er perfect in om naar buiten de schone schijn op te houden.

Bernhard
Annejet van der Zijl publiceerde enkele maanden geleden haar monografie over Bernhard. Het boek, dat wegleest als een detective, beschrijft vooral de levenswandel van de prins tot en met de Tweede Wereldoorlog (wat betreft de daaropvolgende periode had Fasseur het gras al voor de voeten van Van der Zijl weggemaaid).
De conclusies van Van der Zijl zijn stevig en overtuigend. Zo blijkt Bernhard altijd pathetisch gelogen te hebben over zijn nazi-verleden: hij is wel degelijk en uit volle overtuiging in 1933 toegetreden tot de NSDAP en de SA. In Berlijn liet hij zich hiertoe onder meer een Hugo Boss SA-uniform aanmeten.
Het moederskindje Bernhard kwam uit een milieu waarin werken een vies woord was. Zijn omgeving – en hijzelf ook – was ervan overtuigd dat sommigen, onder wie uiteraard zijn familie, nu eenmaal geboren waren om te heersen en van het leven te genieten en dat alle anderen de status van nederig werkvolk nooit zouden ontstijgen. Maar voor zo’n levenshouding was familiekapitaal nodig en daaraan begon het de familie na de Eerste Wereldoorlog danig te ontbreken. Daarom ging Bernhard op zoek naar een steenrijke vrouw en belandde zo in Nederland, bij Wilhelmina en haar ongehuwde dochter Juliana. Het werd in 1936 van zijn kant een huwelijk uit pure berekening. Van liefde was geen sprake. Hij had haar geld nodig om prettig te kunnen leven. Annejet van der Zijl in NRC Weekblad: “Zo zag hij het leven: als een jongensboek. Hij is nooit echt volwassen geworden. Hij heeft nooit voor een gezin hoeven zorgen en werd al jong naar de mond gepraat. Hij was niet de oorlogsheld, maar ook zeker niet de geraffineerde spion die sommigen in hem zagen. Hij wilde gewoon een leuke tijd hebben. Dat is eigenlijk het hele verhaal.”

En daarom, waarde lezer, heb ik niks met de Oranjes. Helemaal niks.

Bronnen

• Cees Fasseur, Wilhelmina de jonge koningin, deel I, 2e druk. Uitgeverij Olympus, Amsterdam 2003;
• Cees Fasseur, Wilhelmina krijgshaftig in een vormeloze jas, deel II, 4e druk. Uitgeverij Olympus, Amsterdam 2003;
• Cees Fasseur, Juliana & Bernhard. Het verhaal van een huwelijk. De jaren 1936-1956. Uitgeverij Balans, Amsterdam 2008;
• Dorine Hermans en Daniela Hooghiemstra, ‘Voor de troon wordt men niet ongestraft geboren.’ Ooggetuigen van de koningen van Nederland, 1813-1890. Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam 2008;
• Daniela Hooghiemstra, ‘Bernhard wilde in zijn eigen mythe geloven’. Interview met Annejet van der Zijl in NRC Weekblad 13-19 maart 2010;
• Annejet van der Zijl, Bernhard. Een verborgen geschiedenis. Uitgeverij Querido, Amsterdam 2010.